NL Conjugación en Neerlandés de centrifugeren
Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios | |
---|---|
Tegenwoordig en verleden deelwoord | centrifugerend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | gecentrifugeerd |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
---|---|---|---|---|---|---|
Presens | centrifugeer | centrifugeert | centrifugeert | centrifugeren | centrifugeren | centrifugeren |
Imperfect | centrifugeerde | centrifugeerde | centrifugeerde | centrifugeerden | centrifugeerden | centrifugeerden |
Toekomende tijd I | zal centrifugeren | zult centrifugeren | zal centrifugeren | zullen centrifugeren | zullen centrifugeren | zullen centrifugeren |
Conditionalis I | zou centrifugeren | zou centrifugeren | zou centrifugeren | zouden centrifugeren | zouden centrifugeren | zouden centrifugeren |
Perfectum | heb gecentrifugeerd | hebt gecentrifugeerd | heeft gecentrifugeerd | hebben gecentrifugeerd | hebben gecentrifugeerd | hebben gecentrifugeerd |
Voltooid verleden tijd | had gecentrifugeerd | had gecentrifugeerd | had gecentrifugeerd | hadden gecentrifugeerd | hadden gecentrifugeerd | hadden gecentrifugeerd |
Toekomende tijd II | zal gecentrifugeerd hebben | zult gecentrifugeerd hebben | zal gecentrifugeerd hebben | zullen gecentrifugeerd hebben | zullen gecentrifugeerd hebben | zullen gecentrifugeerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben gecentrifugeerd | zou hebben gecentrifugeerd | zou hebben gecentrifugeerd | zouden hebben gecentrifugeerd | zouden hebben gecentrifugeerd | zouden hebben gecentrifugeerd |
Imperatief | - | centrifugeer | - | - | centrifugeert | - |