Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord eksaminerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geëksamineerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens eksamineer eksamineert eksamineert eksamineren eksamineren eksamineren
Imperfect eksamineerde eksamineerde eksamineerde eksamineerden eksamineerden eksamineerden
Toekomende tijd I zal eksamineren zult eksamineren zal eksamineren zullen eksamineren zullen eksamineren zullen eksamineren
Conditionalis I zou eksamineren zou eksamineren zou eksamineren zouden eksamineren zouden eksamineren zouden eksamineren
Perfectum heb geëksamineerd hebt geëksamineerd heeft geëksamineerd hebben geëksamineerd hebben geëksamineerd hebben geëksamineerd
Voltooid verleden tijd had geëksamineerd had geëksamineerd had geëksamineerd hadden geëksamineerd hadden geëksamineerd hadden geëksamineerd
Toekomende tijd II zal geëksamineerd hebben zult geëksamineerd hebben zal geëksamineerd hebben zullen geëksamineerd hebben zullen geëksamineerd hebben zullen geëksamineerd hebben
Conditionalis II zou hebben geëksamineerd zou hebben geëksamineerd zou hebben geëksamineerd zouden hebben geëksamineerd zouden hebben geëksamineerd zouden hebben geëksamineerd
Imperatief - eksamineer - - eksamineert -

Verbos similares a eksamineren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a eksamineren

« eksamineren »