Woxikon / Verbos / Neerlandés / M / macadamizeren

NL Conjugación en Neerlandés de macadamizeren

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord macadamizerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gemacadamizeerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens macadamizeer macadamizeert macadamizeert macadamizeren macadamizeren macadamizeren
Imperfect macadamizeerde macadamizeerde macadamizeerde macadamizeerden macadamizeerden macadamizeerden
Toekomende tijd I zal macadamizeren zult macadamizeren zal macadamizeren zullen macadamizeren zullen macadamizeren zullen macadamizeren
Conditionalis I zou macadamizeren zou macadamizeren zou macadamizeren zouden macadamizeren zouden macadamizeren zouden macadamizeren
Perfectum heb gemacadamizeerd hebt gemacadamizeerd heeft gemacadamizeerd hebben gemacadamizeerd hebben gemacadamizeerd hebben gemacadamizeerd
Voltooid verleden tijd had gemacadamizeerd had gemacadamizeerd had gemacadamizeerd hadden gemacadamizeerd hadden gemacadamizeerd hadden gemacadamizeerd
Toekomende tijd II zal gemacadamizeerd hebben zult gemacadamizeerd hebben zal gemacadamizeerd hebben zullen gemacadamizeerd hebben zullen gemacadamizeerd hebben zullen gemacadamizeerd hebben
Conditionalis II zou hebben gemacadamizeerd zou hebben gemacadamizeerd zou hebben gemacadamizeerd zouden hebben gemacadamizeerd zouden hebben gemacadamizeerd zouden hebben gemacadamizeerd
Imperatief - macadamizeer - - macadamizeert -

Verbos similares a macadamizeren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a macadamizeren

« macadamizeren »

Otras acciones para macadamizeren