NL Conjugación en Neerlandés de terechthelpen
Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios | |
---|---|
Tegenwoordig en verleden deelwoord | terechthelpend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | terechtgeholpen |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
---|---|---|---|---|---|---|
Presens | help terecht | helpt terecht | helpt terecht | helpen terecht | helpen terecht | helpen terecht |
Imperfect | hielp terecht | hielp terecht | hielp terecht | hielpen terecht | hielpen terecht | hielpen terecht |
Toekomende tijd I | zal terechthelpen | zult terechthelpen | zal terechthelpen | zullen terechthelpen | zullen terechthelpen | zullen terechthelpen |
Conditionalis I | zou terechthelpen | zou terechthelpen | zou terechthelpen | zouden terechthelpen | zouden terechthelpen | zouden terechthelpen |
Perfectum | heb terechtgeholpen | hebt terechtgeholpen | heeft terechtgeholpen | hebben terechtgeholpen | hebben terechtgeholpen | hebben terechtgeholpen |
Voltooid verleden tijd | had terechtgeholpen | had terechtgeholpen | had terechtgeholpen | hadden terechtgeholpen | hadden terechtgeholpen | hadden terechtgeholpen |
Toekomende tijd II | zal terechtgeholpen hebben | zult terechtgeholpen hebben | zal terechtgeholpen hebben | zullen terechtgeholpen hebben | zullen terechtgeholpen hebben | zullen terechtgeholpen hebben |
Conditionalis II | zou hebben terechtgeholpen | zou hebben terechtgeholpen | zou hebben terechtgeholpen | zouden hebben terechtgeholpen | zouden hebben terechtgeholpen | zouden hebben terechtgeholpen |
Imperatief | - | help terecht | - | - | helpt terecht | - |