Woxikon / Verbos / Neerlandés / A / aanblaffen

NL Conjugación en Neerlandés de aanblaffen

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord aanblaffend
Tegenwoordig en verleden deelwoord aangeblaft
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens blaf aan blaft aan blaft aan blaffen aan blaffen aan blaffen aan
Imperfect blafte aan blafte aan blafte aan blaften aan blaften aan blaften aan
Toekomende tijd I zal aanblaffen zult aanblaffen zal aanblaffen zullen aanblaffen zullen aanblaffen zullen aanblaffen
Conditionalis I zou aanblaffen zou aanblaffen zou aanblaffen zouden aanblaffen zouden aanblaffen zouden aanblaffen
Perfectum heb aangeblaft hebt aangeblaft heeft aangeblaft hebben aangeblaft hebben aangeblaft hebben aangeblaft
Voltooid verleden tijd had aangeblaft had aangeblaft had aangeblaft hadden aangeblaft hadden aangeblaft hadden aangeblaft
Toekomende tijd II zal aangeblaft hebben zult aangeblaft hebben zal aangeblaft hebben zullen aangeblaft hebben zullen aangeblaft hebben zullen aangeblaft hebben
Conditionalis II zou hebben aangeblaft zou hebben aangeblaft zou hebben aangeblaft zouden hebben aangeblaft zouden hebben aangeblaft zouden hebben aangeblaft
Imperatief - blaf aan - - blaft aan -

Verbos similares a aanblaffen

Verbos conjugados anteriores y posteriores a aanblaffen

« aanblaffen »

Otras acciones para aanblaffen