Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | absenterend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | geabsenteerd |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | absenteer | absenteert | absenteert | absenteren | absenteren | absenteren |
Imperfect | absenteerde | absenteerde | absenteerde | absenteerden | absenteerden | absenteerden |
Toekomende tijd I | zal absenteren | zult absenteren | zal absenteren | zullen absenteren | zullen absenteren | zullen absenteren |
Conditionalis I | zou absenteren | zou absenteren | zou absenteren | zouden absenteren | zouden absenteren | zouden absenteren |
Perfectum | heb geabsenteerd | hebt geabsenteerd | heeft geabsenteerd | hebben geabsenteerd | hebben geabsenteerd | hebben geabsenteerd |
Voltooid verleden tijd | had geabsenteerd | had geabsenteerd | had geabsenteerd | hadden geabsenteerd | hadden geabsenteerd | hadden geabsenteerd |
Toekomende tijd II | zal geabsenteerd hebben | zult geabsenteerd hebben | zal geabsenteerd hebben | zullen geabsenteerd hebben | zullen geabsenteerd hebben | zullen geabsenteerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben geabsenteerd | zou hebben geabsenteerd | zou hebben geabsenteerd | zouden hebben geabsenteerd | zouden hebben geabsenteerd | zouden hebben geabsenteerd |
Imperatief | - | absenteer | - | - | absenteert | - |
Verbos similares a absenteren
Verbos conjugados anteriores y posteriores a absenteren
Otras acciones para absenteren