NL Conjugación en Neerlandés de chaperonneren
Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios | |
---|---|
Tegenwoordig en verleden deelwoord | chaperonnerend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | gechaperonneerd |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
---|---|---|---|---|---|---|
Presens | chaperonneer | chaperonneert | chaperonneert | chaperonneren | chaperonneren | chaperonneren |
Imperfect | chaperonneerde | chaperonneerde | chaperonneerde | chaperonneerden | chaperonneerden | chaperonneerden |
Toekomende tijd I | zal chaperonneren | zult chaperonneren | zal chaperonneren | zullen chaperonneren | zullen chaperonneren | zullen chaperonneren |
Conditionalis I | zou chaperonneren | zou chaperonneren | zou chaperonneren | zouden chaperonneren | zouden chaperonneren | zouden chaperonneren |
Perfectum | heb gechaperonneerd | hebt gechaperonneerd | heeft gechaperonneerd | hebben gechaperonneerd | hebben gechaperonneerd | hebben gechaperonneerd |
Voltooid verleden tijd | had gechaperonneerd | had gechaperonneerd | had gechaperonneerd | hadden gechaperonneerd | hadden gechaperonneerd | hadden gechaperonneerd |
Toekomende tijd II | zal gechaperonneerd hebben | zult gechaperonneerd hebben | zal gechaperonneerd hebben | zullen gechaperonneerd hebben | zullen gechaperonneerd hebben | zullen gechaperonneerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben gechaperonneerd | zou hebben gechaperonneerd | zou hebben gechaperonneerd | zouden hebben gechaperonneerd | zouden hebben gechaperonneerd | zouden hebben gechaperonneerd |
Imperatief | - | chaperonneer | - | - | chaperonneert | - |