Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord demokratizerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gedemokratizeerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens demokratizeer demokratizeert demokratizeert demokratizeren demokratizeren demokratizeren
Imperfect demokratizeerde demokratizeerde demokratizeerde demokratizeerden demokratizeerden demokratizeerden
Toekomende tijd I zal demokratizeren zult demokratizeren zal demokratizeren zullen demokratizeren zullen demokratizeren zullen demokratizeren
Conditionalis I zou demokratizeren zou demokratizeren zou demokratizeren zouden demokratizeren zouden demokratizeren zouden demokratizeren
Perfectum heb gedemokratizeerd hebt gedemokratizeerd heeft gedemokratizeerd hebben gedemokratizeerd hebben gedemokratizeerd hebben gedemokratizeerd
Voltooid verleden tijd had gedemokratizeerd had gedemokratizeerd had gedemokratizeerd hadden gedemokratizeerd hadden gedemokratizeerd hadden gedemokratizeerd
Toekomende tijd II zal gedemokratizeerd hebben zult gedemokratizeerd hebben zal gedemokratizeerd hebben zullen gedemokratizeerd hebben zullen gedemokratizeerd hebben zullen gedemokratizeerd hebben
Conditionalis II zou hebben gedemokratizeerd zou hebben gedemokratizeerd zou hebben gedemokratizeerd zouden hebben gedemokratizeerd zouden hebben gedemokratizeerd zouden hebben gedemokratizeerd
Imperatief - demokratizeer - - demokratizeert -

Verbos similares a demokratizeren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a demokratizeren

« demokratizeren »