Woxikon / Verbos / Neerlandés / F / fnuiken

NL Conjugación en Neerlandés de fnuiken

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord fnuikend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gefnuikt
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens fnuik fnuikt fnuikt fnuiken fnuiken fnuiken
Imperfect fnuikte fnuikte fnuikte fnuikten fnuikten fnuikten
Toekomende tijd I zal fnuiken zult fnuiken zal fnuiken zullen fnuiken zullen fnuiken zullen fnuiken
Conditionalis I zou fnuiken zou fnuiken zou fnuiken zouden fnuiken zouden fnuiken zouden fnuiken
Perfectum heb gefnuikt hebt gefnuikt heeft gefnuikt hebben gefnuikt hebben gefnuikt hebben gefnuikt
Voltooid verleden tijd had gefnuikt had gefnuikt had gefnuikt hadden gefnuikt hadden gefnuikt hadden gefnuikt
Toekomende tijd II zal gefnuikt hebben zult gefnuikt hebben zal gefnuikt hebben zullen gefnuikt hebben zullen gefnuikt hebben zullen gefnuikt hebben
Conditionalis II zou hebben gefnuikt zou hebben gefnuikt zou hebben gefnuikt zouden hebben gefnuikt zouden hebben gefnuikt zouden hebben gefnuikt
Imperatief - fnuik - - fnuikt -

Verbos similares a fnuiken

Verbos conjugados anteriores y posteriores a fnuiken

« fnuiken »

Otras acciones para fnuiken