Total de formas verbales: 18
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord fossiliserend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gefossiliseerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - fossiliseert - - fossiliseren
Imperfect - - fossiliseerde - - fossiliseerden
Toekomende tijd I - - zal fossiliseren - - zult fossiliseren
Conditionalis I - - zal fossiliseren - - zullen fossiliseren
Perfectum - - is gefossiliseerd - - zijn gefossiliseerd
Voltooid verleden tijd - - was gefossiliseerd - - waren gefossiliseerd
Toekomende tijd II - - zal gefossiliseerd zijn - - zult gefossiliseerd zijn
Conditionalis II - - zal zijn gefossiliseerd - - zullen zijn gefossiliseerd

Verbos similares a fossiliseren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a fossiliseren

« fossiliseren »