NL Conjugación en Neerlandés de hectograferen
Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios | |
---|---|
Tegenwoordig en verleden deelwoord | hectograferend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | gehectografeerd |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
---|---|---|---|---|---|---|
Presens | hectografeer | hectografeert | hectografeert | hectograferen | hectograferen | hectograferen |
Imperfect | hectografeerde | hectografeerde | hectografeerde | hectografeerden | hectografeerden | hectografeerden |
Toekomende tijd I | zal hectograferen | zult hectograferen | zal hectograferen | zullen hectograferen | zullen hectograferen | zullen hectograferen |
Conditionalis I | zou hectograferen | zou hectograferen | zou hectograferen | zouden hectograferen | zouden hectograferen | zouden hectograferen |
Perfectum | heb gehectografeerd | hebt gehectografeerd | heeft gehectografeerd | hebben gehectografeerd | hebben gehectografeerd | hebben gehectografeerd |
Voltooid verleden tijd | had gehectografeerd | had gehectografeerd | had gehectografeerd | hadden gehectografeerd | hadden gehectografeerd | hadden gehectografeerd |
Toekomende tijd II | zal gehectografeerd hebben | zult gehectografeerd hebben | zal gehectografeerd hebben | zullen gehectografeerd hebben | zullen gehectografeerd hebben | zullen gehectografeerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben gehectografeerd | zou hebben gehectografeerd | zou hebben gehectografeerd | zouden hebben gehectografeerd | zouden hebben gehectografeerd | zouden hebben gehectografeerd |
Imperatief | - | hectografeer | - | - | hectografeert | - |