Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord meebeslissend
Tegenwoordig en verleden deelwoord meegebeslist
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens beslis mee beslist mee beslist mee beslissen mee beslissen mee beslissen mee
Imperfect besliste mee besliste mee besliste mee beslisten mee beslisten mee beslisten mee
Toekomende tijd I zal meebeslissen zult meebeslissen zal meebeslissen zullen meebeslissen zullen meebeslissen zullen meebeslissen
Conditionalis I zou meebeslissen zou meebeslissen zou meebeslissen zouden meebeslissen zouden meebeslissen zouden meebeslissen
Perfectum heb meegebeslist hebt meegebeslist heeft meegebeslist hebben meegebeslist hebben meegebeslist hebben meegebeslist
Voltooid verleden tijd had meegebeslist had meegebeslist had meegebeslist hadden meegebeslist hadden meegebeslist hadden meegebeslist
Toekomende tijd II zal meegebeslist hebben zult meegebeslist hebben zal meegebeslist hebben zullen meegebeslist hebben zullen meegebeslist hebben zullen meegebeslist hebben
Conditionalis II zou hebben meegebeslist zou hebben meegebeslist zou hebben meegebeslist zouden hebben meegebeslist zouden hebben meegebeslist zouden hebben meegebeslist
Imperatief - beslis mee - - beslist mee -

Verbos conjugados anteriores y posteriores a meebeslissen

« meebeslissen »