Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord motoriserend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gemotoriseerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens motoriseer motoriseert motoriseert motoriseren motoriseren motoriseren
Imperfect motoriseerde motoriseerde motoriseerde motoriseerden motoriseerden motoriseerden
Toekomende tijd I zal motoriseren zult motoriseren zal motoriseren zullen motoriseren zullen motoriseren zullen motoriseren
Conditionalis I zou motoriseren zou motoriseren zou motoriseren zouden motoriseren zouden motoriseren zouden motoriseren
Perfectum heb gemotoriseerd hebt gemotoriseerd heeft gemotoriseerd hebben gemotoriseerd hebben gemotoriseerd hebben gemotoriseerd
Voltooid verleden tijd had gemotoriseerd had gemotoriseerd had gemotoriseerd hadden gemotoriseerd hadden gemotoriseerd hadden gemotoriseerd
Toekomende tijd II zal gemotoriseerd hebben zult gemotoriseerd hebben zal gemotoriseerd hebben zullen gemotoriseerd hebben zullen gemotoriseerd hebben zullen gemotoriseerd hebben
Conditionalis II zou hebben gemotoriseerd zou hebben gemotoriseerd zou hebben gemotoriseerd zouden hebben gemotoriseerd zouden hebben gemotoriseerd zouden hebben gemotoriseerd
Imperatief - motoriseer - - motoriseert -

Verbos similares a motoriseren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a motoriseren

« motoriseren »