Woxikon / Verbos / Neerlandés / O / ontheiligen

NL Conjugación en Neerlandés de ontheiligen

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord ontheiligend
Tegenwoordig en verleden deelwoord ontheiligd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens ontheilig ontheiligt ontheiligt ontheiligen ontheiligen ontheiligen
Imperfect ontheiligde ontheiligde ontheiligde ontheiligden ontheiligden ontheiligden
Toekomende tijd I zal ontheiligen zult ontheiligen zal ontheiligen zullen ontheiligen zullen ontheiligen zullen ontheiligen
Conditionalis I zou ontheiligen zou ontheiligen zou ontheiligen zouden ontheiligen zouden ontheiligen zouden ontheiligen
Perfectum heb ontheiligd hebt ontheiligd heeft ontheiligd hebben ontheiligd hebben ontheiligd hebben ontheiligd
Voltooid verleden tijd had ontheiligd had ontheiligd had ontheiligd hadden ontheiligd hadden ontheiligd hadden ontheiligd
Toekomende tijd II zal ontheiligd hebben zult ontheiligd hebben zal ontheiligd hebben zullen ontheiligd hebben zullen ontheiligd hebben zullen ontheiligd hebben
Conditionalis II zou hebben ontheiligd zou hebben ontheiligd zou hebben ontheiligd zouden hebben ontheiligd zouden hebben ontheiligd zouden hebben ontheiligd
Imperatief - ontheilig - - ontheiligt -

Verbos similares a ontheiligen

Verbos conjugados anteriores y posteriores a ontheiligen

« ontheiligen »

Otras acciones para ontheiligen