Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord openbarend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geöpenbaard
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens openbaar openbaart openbaart openbaren openbaren openbaren
Imperfect openbaarde openbaarde openbaarde openbaarden openbaarden openbaarden
Toekomende tijd I zal openbaren zult openbaren zal openbaren zullen openbaren zullen openbaren zullen openbaren
Conditionalis I zou openbaren zou openbaren zou openbaren zouden openbaren zouden openbaren zouden openbaren
Perfectum heb geöpenbaard hebt geöpenbaard heeft geöpenbaard hebben geöpenbaard hebben geöpenbaard hebben geöpenbaard
Voltooid verleden tijd had geöpenbaard had geöpenbaard had geöpenbaard hadden geöpenbaard hadden geöpenbaard hadden geöpenbaard
Toekomende tijd II zal geöpenbaard hebben zult geöpenbaard hebben zal geöpenbaard hebben zullen geöpenbaard hebben zullen geöpenbaard hebben zullen geöpenbaard hebben
Conditionalis II zou hebben geöpenbaard zou hebben geöpenbaard zou hebben geöpenbaard zouden hebben geöpenbaard zouden hebben geöpenbaard zouden hebben geöpenbaard
Imperatief - openbaar - - openbaart -

Verbos similares a openbaren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a openbaren

« openbaren »