Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | pensionerend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | gepensioneerd |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | pensioneer | pensioneert | pensioneert | pensioneren | pensioneren | pensioneren |
Imperfect | pensioneerde | pensioneerde | pensioneerde | pensioneerden | pensioneerden | pensioneerden |
Toekomende tijd I | zal pensioneren | zult pensioneren | zal pensioneren | zullen pensioneren | zullen pensioneren | zullen pensioneren |
Conditionalis I | zou pensioneren | zou pensioneren | zou pensioneren | zouden pensioneren | zouden pensioneren | zouden pensioneren |
Perfectum | heb gepensioneerd | hebt gepensioneerd | heeft gepensioneerd | hebben gepensioneerd | hebben gepensioneerd | hebben gepensioneerd |
Voltooid verleden tijd | had gepensioneerd | had gepensioneerd | had gepensioneerd | hadden gepensioneerd | hadden gepensioneerd | hadden gepensioneerd |
Toekomende tijd II | zal gepensioneerd hebben | zult gepensioneerd hebben | zal gepensioneerd hebben | zullen gepensioneerd hebben | zullen gepensioneerd hebben | zullen gepensioneerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben gepensioneerd | zou hebben gepensioneerd | zou hebben gepensioneerd | zouden hebben gepensioneerd | zouden hebben gepensioneerd | zouden hebben gepensioneerd |
Imperatief | - | pensioneer | - | - | pensioneert | - |
Verbos similares a pensioneren
Verbos conjugados anteriores y posteriores a pensioneren
Otras acciones para pensioneren