Woxikon / Verbos / Neerlandés / R / rechtvaardigen

NL Conjugación en Neerlandés de rechtvaardigen

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord rechtvaardigend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gerechtvaardigd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens rechtvaardig rechtvaardigt rechtvaardigt rechtvaardigen rechtvaardigen rechtvaardigen
Imperfect rechtvaardigde rechtvaardigde rechtvaardigde rechtvaardigden rechtvaardigden rechtvaardigden
Toekomende tijd I zal rechtvaardigen zult rechtvaardigen zal rechtvaardigen zullen rechtvaardigen zullen rechtvaardigen zullen rechtvaardigen
Conditionalis I zou rechtvaardigen zou rechtvaardigen zou rechtvaardigen zouden rechtvaardigen zouden rechtvaardigen zouden rechtvaardigen
Perfectum heb gerechtvaardigd hebt gerechtvaardigd heeft gerechtvaardigd hebben gerechtvaardigd hebben gerechtvaardigd hebben gerechtvaardigd
Voltooid verleden tijd had gerechtvaardigd had gerechtvaardigd had gerechtvaardigd hadden gerechtvaardigd hadden gerechtvaardigd hadden gerechtvaardigd
Toekomende tijd II zal gerechtvaardigd hebben zult gerechtvaardigd hebben zal gerechtvaardigd hebben zullen gerechtvaardigd hebben zullen gerechtvaardigd hebben zullen gerechtvaardigd hebben
Conditionalis II zou hebben gerechtvaardigd zou hebben gerechtvaardigd zou hebben gerechtvaardigd zouden hebben gerechtvaardigd zouden hebben gerechtvaardigd zouden hebben gerechtvaardigd
Imperatief - rechtvaardig - - rechtvaardigt -

Verbos similares a rechtvaardigen

Verbos conjugados anteriores y posteriores a rechtvaardigen

« rechtvaardigen »

Otras acciones para rechtvaardigen