Woxikon / Verbos / Neerlandés / S / schutteren

NL Conjugación en Neerlandés de schutteren

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord schutterend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geschutterd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens schutter schuttert schuttert schutteren schutteren schutteren
Imperfect schutterde schutterde schutterde schutterden schutterden schutterden
Toekomende tijd I zal schutteren zult schutteren zal schutteren zullen schutteren zullen schutteren zullen schutteren
Conditionalis I zou schutteren zou schutteren zou schutteren zouden schutteren zouden schutteren zouden schutteren
Perfectum heb geschutterd hebt geschutterd heeft geschutterd hebben geschutterd hebben geschutterd hebben geschutterd
Voltooid verleden tijd had geschutterd had geschutterd had geschutterd hadden geschutterd hadden geschutterd hadden geschutterd
Toekomende tijd II zal geschutterd hebben zult geschutterd hebben zal geschutterd hebben zullen geschutterd hebben zullen geschutterd hebben zullen geschutterd hebben
Conditionalis II zou hebben geschutterd zou hebben geschutterd zou hebben geschutterd zouden hebben geschutterd zouden hebben geschutterd zouden hebben geschutterd
Imperatief - schutter - - schuttert -

Verbos similares a schutteren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a schutteren

« schutteren »

Otras acciones para schutteren