Total de formas verbales: 18
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord verklinkend
Tegenwoordig en verleden deelwoord verklonken
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - verklinkt - - verklinken
Imperfect - - verklonk - - verklonken
Toekomende tijd I - - zal verklinken - - zult verklinken
Conditionalis I - - zal verklinken - - zullen verklinken
Perfectum - - is verklonken - - zijn verklonken
Voltooid verleden tijd - - was verklonken - - waren verklonken
Toekomende tijd II - - zal verklonken zijn - - zult verklonken zijn
Conditionalis II - - zal zijn verklonken - - zullen zijn verklonken

Verbos similares a verklinken

Verbos conjugados anteriores y posteriores a verklinken

« verklinken »