Woxikon / Verbos / Neerlandés / V / volmachtigen

NL Conjugación en Neerlandés de volmachtigen

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord volmachtigend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gevolmachtigd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens volmachtig volmachtigt volmachtigt volmachtigen volmachtigen volmachtigen
Imperfect volmachtigde volmachtigde volmachtigde volmachtigden volmachtigden volmachtigden
Toekomende tijd I zal volmachtigen zult volmachtigen zal volmachtigen zullen volmachtigen zullen volmachtigen zullen volmachtigen
Conditionalis I zou volmachtigen zou volmachtigen zou volmachtigen zouden volmachtigen zouden volmachtigen zouden volmachtigen
Perfectum heb gevolmachtigd hebt gevolmachtigd heeft gevolmachtigd hebben gevolmachtigd hebben gevolmachtigd hebben gevolmachtigd
Voltooid verleden tijd had gevolmachtigd had gevolmachtigd had gevolmachtigd hadden gevolmachtigd hadden gevolmachtigd hadden gevolmachtigd
Toekomende tijd II zal gevolmachtigd hebben zult gevolmachtigd hebben zal gevolmachtigd hebben zullen gevolmachtigd hebben zullen gevolmachtigd hebben zullen gevolmachtigd hebben
Conditionalis II zou hebben gevolmachtigd zou hebben gevolmachtigd zou hebben gevolmachtigd zouden hebben gevolmachtigd zouden hebben gevolmachtigd zouden hebben gevolmachtigd
Imperatief - volmachtig - - volmachtigt -

Verbos similares a volmachtigen

Verbos conjugados anteriores y posteriores a volmachtigen

« volmachtigen »

Otras acciones para volmachtigen